Na hun zware maar prachtige en verrijkende wandeltocht (waarover het voorgaande boek Het Zoutpad gaat) zijn Raynor en haar man Moth weer terug in de bewoonde wereld. Dankzij een handreiking van een wildvreemde hebben ze weer een dak boven hun hoofd en is Moth aan een studie begonnen. De toekomst is ongewis met de ziekte van Moth en hun financiële omstandigheden, en Raynor voelt zich niet (meer) thuis in de maatschappij.
In dit boek duik je dieper in de wereld van Raynor. Prachtige, poëtische beschrijvingen van het Engelse landschap (waarin ze zich zo verbonden en heel voelt) worden verweven met die van haar innerlijke landschap: herinneringen, dromen, angsten en verlangens. Je leeft mee met Raynors zoektocht naar haar plek en haar kracht, haar worstelingen en overwinningen om na het niemandsland op het South West Coast Path (waar ze zich zo thuis voelde) weer te aarden en te vertrouwen. Dat lukt dankzij een prachtig gebaar van iemand die haar eerste boek heeft gelezen en hen een aanbod doet: nieuw leven blazen in een oude boerderij door het land weer terug te geven aan de natuur.
Wat een prachtig boek, zo mogelijk nog mooier dan ‘Het Zoutpad’, het bracht me regelmatig tot tranen van ontroering.
