Eindelijk schijnt de zon dan toch weer, na al die grauwe winterdagen. Tegen een knalblauwe lucht staat ze te stralen, zó fel en dapper dat ik me (hetzij in een dikke winterjas met sjaal om) op een tuinstoel installeer met mijn boek. Wat heb ik dát gemist, zeg. Die warmte op mijn gezicht die de kou van mijn winterdip wat verjaagt. Het felle licht dat wat helderheid brengt in mijn hoofd waar het door alle mistige, grauwe dagen vanzelr ook wat nevelig en grijs was geworden. Even opladen aan licht en warmte. Ik voel me dankbaar voor onze tuin, dat ik dit nu zo makkelijk kan doen. En ik ben dankbaar voor de absolute rust in ons stille dorp. Behalve mijn boek, zijn de zon en de vogels mijn enige gezelschap.
