De afgelopen dagen verloor ik me in het even hartverscheurende als hartverwarmende verhaal over Rowan, een Amerikaans jongetje met ernstig autisme. Uit wanhoop over zijn toenemende onhandelbaarheid en onbereikbaarheid nemen zijn ouders hem mee naar Mongolië voor een zware en uitdagende reis te paard naar de krachtigste sjamanen ter wereld. Het is het tweede boek dat speelt in Mongolië en wat ik in één adem uitlees. Wat is het daar onvoorstelbaar anders, ruig, oerachtig. Ik kan me bijna niet voorstellen hoe het moet zijn om van horizon tot horizon enkel graslanden te zien en enkel te paard te kunnen reizen door het onherbergzame gebied. Soms verlang ik naar een wat minder geïndustrialiseerde omgeving. En ik blijf het bijzonder vinden hoe regels tekst op wit papier je zo in verbeelding kunnen meenemen, alsof je er echt bij bent.
