Lieve Dordrecht,
Je moet weten: je bent heel speciaal voor me. Je bent een stad uit duizenden en geeft me het ultieme gevoel thuis te zijn. Zodra ik vanuit de trein de scheefgezakte Grote Kerk zie, slaak ik een zucht van tevredenheid. Ik kan het dan nooit laten om eventjes te zwaaien naar je mooie skyline. Als ik een weekend niets te doen heb, kan ik haast niet kiezen welk deel van jou ik het liefste wil zien. Ik ben gek op je!
Je hebt me zien opgroeien, fijne stad. Als klein meisje zat ik achterop de fiets van mama. Mijn twee korte beentjes bungelden in haar fietstassen en mijn blonde staartje wapperend in de wind. We gingen boodschappen doen bij de groenteboer, ik mocht altijd proeven en regelmatig kregen we een extra doosje aardbeien mee. We leenden stapels boeken bij de bibliotheek, waar ik me uren kon vermaken. Met mijn broer klom ik in de oude knoestige klimbomen bij de grote vijver. We hielden clubvergaderingen en schreven elkaar brieven in geheimtaal in het gras bij de wilgen. Ik leerde schaatsen op de slootjes bij ons huis waar ik mijn eerste zelfbenoemde ‘elfslotentocht’ schaatste en verdiende mijn eerste geld met blokfluitliedjes in het winkelcentrum.
Met mijn broer klom ik in de oude knoestige klimbomen bij de grote vijver. We hielden clubvergaderingen en schreven elkaar brieven in geheimtaal in het gras.
Naarmate ik groter werd, leerde ik je beter kennen. Ik sjokte door je centrum om bij een paar favoriete winkels kleren te kopen en nog een paar schoenen van mijn moeder te bietsen. Ik fietste naar de manege, naar volksdansen en naar de kerk. Tegen de tijd dat ik op de middelbare school zat, voelde ik me haast meer thuis in jouw historische centrum dan in mijn eigen huis. Na school met vrienden chillen op het Sumatraplein of muziek maken in het Merwesteinpark bij de herten. Een ijsje halen bij La Vanezia, even gauw twee kroketten bij Ratelband of een paar woepies op de markt. Na school dwaalde ik door het hele centrum. Ik maakte mijn huiswerk op een bankje in de historische haven of met slecht weer in de openbare bibliotheek.
Ik zocht verborgen plekjes om alleen te zijn: een trapje naast de Lange IJzeren Brug, het houten vlonder van de hijskraan in de Kuipershaven, een bankje met uitzicht op de spoorbrug. Jij droogde mijn dikke tranen en ontlokte mijn aanstekelijke giechel. Jij voedde de hordes vlinders in mijn buik voor mijn eerste grote liefde. Daar op de lange houten steiger in de Bomkade, waar we uren gitaar en viool speelden of steentjes in de rivier gooiden.
Stilletjes luisterde je mee als hij en ik elkaar kinderboeken voorlazen in het Lenghenhofje. Tijdens al die spannende momenten waarin mijn muzikaliteit en mijn liefde voor zingen zich langzaam ontvouwden genoot jij mee. Jij was mijn dankbare oefenobject voor mijn beginnende passie voor fotografie. In mijn talloze brieven vormde jij het decor voor ingewikkelde gedachtespinsels en verwarrende emoties. En nu moet ik steeds overal glimlachen om de fijne herinneringen die ik overal aan jou heb. Ik ben met je vergroeid.
Nu moet ik steeds overal glimlachen om de fijne herinneringen die ik overal aan jou heb. Ik ben met je vergroeid.
Tijdens de drie jaar dat ik op kamers woonde en studeerde in een andere stad, heb ik vrijwel iedere dag aan je gedacht. Als ik weer eens ronddwaalde en tevergeefs zocht naar een rustig plekje om na te denken, miste ik je rivier en je stille dijken. Als ik me thuis verveelde en op de fiets stapte richting het centrum miste ik jouw fijne bibliotheek, de heerlijke tuinen van Villa Augustus en de verstilde, serene sfeer van een zondagochtend in de havens.
Daarom ben ik ook teruggekomen: ik heb er nooit spijt van gehad. Iedere dag geniet ik van je. Iedere dag dat ik elders ben, kijk ik uit naar het moment dat ik weer mijn vrije tijd aan jou kan besteden. Uren kan ik ronddwalen door jouw prachtige binnenstad. Fietsend over de dijken maak ik mijn hoofd leeg. Dromerig kijk ik naar het water op een bankje aan de rivier. Ik lees een tijdschrift in de bibliotheek, haal een visje op de markt, bezoek wat favoriete winkeltjes en schrijf een brief op een bankje in de zon. Een middag in jouw midden is nooit verloren tijd. Het geeft me een vakantiegevoel, een glimlach rond mijn mond en rust in mijn hoofd.
Mooie Dordt, ik hou van je. Al die mensen die meteen naar het bekende spreekwoord grijpen, hebben er helemaal niks van begrepen. “Hoe dichter bij Dordt, hoe rotter het wordt” zeggen ze dan lacherig en uitdagend. Als ik dan antwoord met het tweede deel van het gezegde, houden ze hun mond: “En zit je erin, dan heb je het prima naar je zin”. Want eerlijk is eerlijk, ik verveel me nooit als ik in jouw midden ben. Het maakt niet uit hoe vaak ik in mijn leven ook zal gaan verhuizen. Hoeveel landen ik ook zal bezoeken, er is altijd maar één stad die me zo na aan het hart ligt dat ik er altijd heimwee naar zal hebben: Dordrecht. Ik ben een echte Dordtenaar, een schapenkop. Ik ben in je geboren en in je opgegroeid. En als het zo mag zijn, wil ik in je sterven.
Veel liefs,
Marijke
Deze blog schreef ik voor het Globonaut Liefdesbrief Project. Dit project is opgezet door een internationaal team van reizigers die de fascinerende relatie tussen steden en mensen onderzoekt. We verkennen hoe mensen een stad tot leven laten komen, maar ook hoe de stad deel uitmaakt van onze persoonlijke identiteit. Het project is bovenal een viering van sterke lokale banden in een globaliserende wereld, met de veronderstelling dat lokaal en globaal niet altijd tegenovergestelde termen zijn.
Lees meer van mij op Globonaut: klik hier!