Spring naar inhoud

Bibliotheekfamilie

Als ik de Lange Breestraat uitdraai, de Visstraat in, zie ik het al liggen. Een mooie trapgevel, ramen met roodwitte luiken en bovenop, het kitsch blinkende gouden kalf. De centrale bibliotheek van Dordrecht. Mijn tweede thuis in deze stad, als ik voor een weekend terug ben bij mijn ouders. Iedere zaterdag fiets ik rond het middaguur de lange rechte weg naar het centrum, bij voorbaat genietend van de rustige middag in de leeszaal. Dus krult mijn mond, iedere keer als ik de Visstraat in rijd, in een stille tevreden glimlach.

Ondanks de briefjes op het raam om gelieve er geen fietsen te parkeren, zet ik mijn bontgekleurde fiets op slot tegen de mooie gevel. Door de ramen zie ik mijn bestemming, en soms al een bekend gezicht. Want iedere zaterdag merk ik hoe klein Dordrecht is: de leeszaal van de bibliotheek is de verzamelplaats van mijn trouwe ‘bibliotheekfamilie’.

Als ik de bibliotheek binnenloop word ik alweer begroet door de eerste bekende. Een grote man met een pompeuze snor. Net als mijn wiskundeleraar vroeger is het middelste stukje van zijn snor, onder zijn neusschotje, een beetje geler dan de rest, doordat hij altijd een kopje koffie bij zich draagt, en buiten vermoedelijk een gevulde pijp. ‘Bekende’ is misschien een groot woord, maar het woord refereert aan het feit dat de man meestal al in de bibliotheek zit als ik binnen kom lopen. Achterin bij de volwassenenboeken met een krant, of in de stilteruimte waar nog meer mensen hun dagelijks leesvoer komen opzoeken.

Als ik mijn eventueel geleende boeken heb ingeleverd loop ik naar de deur van de leeszaal. De deur door linksaf brengt je in de studieruimte, waar een zestal lange tafels met stoelen staat en waar geregeld een stuk of tien man met laptops of studieboeken in stilte zit te werken. Door de deur rechtsaf brengt je in de leeszaal, de plek waar ik bijna iedere zaterdag dat ik in Dordrecht ben, doorbreng. Mijn lievelingsplekje is aan het eind, aan de andere kant van het raam waartegen mijn fiets staat geparkeerd. Het is een fijn plekje door de verwarming waar je tegenaan kunt knuffelen, het licht van buiten en het uitzicht op het kruispunt tussen de Visstraat en de Groenmarkt, waar er op zaterdag genoeg te zien is. Met mijn studieboeken, een Flowmagazine of twee en een leesboek settel ik me op één van de gekleurde plastic stoelen aan één van de tafeltjes met een zilverblinkend tafelblad. De middag in mijn geliefde bibliotheek is begonnen. Studeren, lezen en vooral ook veel om me heen kijken en genieten van wie/wat ik zie.

Als ik opkijk, zie ik één van de Bieb’s stamgasten binnenlopen. Het is een oudere dame, met een rechte bruingrijze pony en een grote ronde bril met gekleurde glazen. In haar karakteristieke gebogen houding, loopt ze met doelgerichte tred af op de krantenmuur en pakt de volkskrant. Voor ze gaat zitten lezen, hangt ze haar lange zwarte jas op de kapstok en loopt ze naar de automaat in het gangetje om voor dertig cent een papieren bekertje koffie te kopen. Het kletterende geluid van vallende muntjes, de piepjes van de toetsen als ze een keuze maakt, het brommende geluid van de machine die de koffie uitperst, een laatste piepje als de ‘consumptie klaar voor gebruik’ is.

De vrouw gaat zitten. Mijn blik verschuift naar de man naast haar. Ook een ‘bekende’. Een stoppelig, woelig wit baardje, springerig halflang haar en een grote zwarte bril In zijn grote gele trui valt hij op in de ruimte waar voor de rest iedereen donkere winterkleuren draagt. Terwijl hij doorleest zijn Telegraaf probeert hij zonder al te veel herrie te maken een stukje af te breken van het pakje in zijn hand. Even later knabbelt hij in stilte op zijn stukje chocolade.

Dan kijkt om de beurt iedereen op, het hoofd gedraaid naar de ingang. Een onverzorgde man met de gelaatstrekken van iemand uit het Oostblok komt de ruimte binnen gestampt. Hoewel hij het niet doorheeft, maakt zijn tred een enorm kabaal. Zonder op te kijken weet ik dat ook dit een ‘bekende’ is. Een lieve, maar erg vreemde ‘bekende’. Een vieze muts half afgezakt op zijn hoofd, een vale spijkerbroek die zo afgezakt is dat je een bilspleet tot in het oneindige ziet, een onverzorgde stoppelige kin en een hele oude fleecetrui met rits. Onze bibliotheek’gek’, die regelmatig met een
stapeltje Privé’s en Story’s aan een tafeltje zit te lezen. Tussendoor stampt hij naar de koffieautomaat of kijkt hij op van zijn tijdschrift en begint binnensmonds met een onzichtbaar persoon te praten. Zijn gezicht strak, alsof hij ruzie heeft of zich moet verdedigen. Wat hij murmelt is niet te verstaan en wordt steeds onderbroken door de klakgeluiden die hij -dat is zijn tic- achter in zijn keel maakt. Mensen in de bieb kijken geërgerd, verbaasd of een beetje verschrikt op als hij weer aan zijn conversatie begint. Ze wenden hun blik af als hij hun richting op kijkt, en niemand praat. Natuurlijk praat er niemand. De bibliotheek is stilteruimte. Dat weet iedereen.

De pompeuze snor, de gebogen vrouw met gekleurde brillenglazen, de bebaarde man met chocolade en de psychoot. Ze zijn niet de enigen van mijn ‘Bibliotheekfamilie’. Je hebt ook nog de oudere meneer met een halflange donkergroene jas en een honkbalpetje, die zijn fietstas altijd even neerzet om de krant te pakken, en die luidkeels het personeel roept als het koffieapparaat weer eens zijn centen ingeslikt heeft zonder koffie uit te spugen.
Of de Turkse meneer, die me glimlachend groet, ‘Heee, hoe is het?’ fluistert, me koffie of thee aanbiedt en daarna met de Turkse krant en een boekje aan een ander tafeltje gaat zitten tot hij met een verholen glimlach weer afscheid neemt en verdwijnt.

Maar niet iedereen is deel van mijn ‘Bibliotheekfamilie’. Sommigen heb ik nog niet eerder gezien. Aan een paar tafeltjes verderop zit een oudere meneer. Hij draagt een donkerbeige trui, een beige nette broek en bruine leren schoenen. Een net geklede heer, ware het niet dat hij een knalgroene sjaal om heeft. Hij heeft een tijdje stil zitten lezen, maar staat nu op en schuifelt met onvaste tred naar de tijdschriftenwand. Met een trillende uigestrekte arm zet hij zijn tijdschrift terug op de bovenste plank van de kast: een Cosmopolitan. Ik glimlach.

Foto door Rob Wetzer voor de Correspondent

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Vul hier je emailadres in om deze blog te volgen en notificaties van nieuwe berichten te ontvangen per mail.

Voeg je bij 44 andere abonnees

Lees meer van mij